Tot en met januari 2017 zal Joris van Eijnatten als KB-fellow aan zowel de Koninklijke Bibliotheek (KB) als het NIAS (Netherlands Institute for Advanced Study, KNAW) onderzoek doen naar de manier waarop ‘Europa’ zich in het verleden heeft voorgedaan in Nederlandse kranten. In deze blog vertelt hij er meer over.
Computationele geschiedenis is leuk én nuttig
Dit onderzoek ben ik om drie redenen begonnen. Inhoudelijk is het thema buitengewoon spannend, zoals ik hieronder zal proberen uit te leggen. Daarnaast ben ik verslingerd geraakt aan het gebruik van digitale middelen in het analyseren van tekstueel (en in de toekomst hopelijk ook visueel!) materiaal. En ik wil als een soort ambassadeur voor digital humanities in het algemeen en voor mijn collega-historici in het bijzonder aantonen dat dit type onderzoek boeiende en bruikbare resultaten oplevert. Computationele geschiedenis is niet alleen leuk, maar ook nuttig, zo luidt mijn boodschap.
Eindelijk door die gesloten KB-deuren
Dankzij KB-bekenden Jan Bos, Steven Claeyssens en Martijn Kleppe ben ik in het KB-gebouw al een beetje ingeburgerd. Ik heb de afgelopen weken meerdere malen mijn bureau weten te vinden zonder eerst te verdwalen in de vele verscholen trappenhuizen en de eindeloze gangen met glazen wanden. Niet zonder trots zwaai ik af en toe met zo’n stoere KB-pas, waarmee ik kan doen wat ik als ‘gewone’ bezoeker altijd al had willen doen: gesloten deuren open maken in het KB-labyrint, wetend dat het publiek aan de verkeerde kant van die glazen wanden mij achter mijn rug met jaloerse blikken volgt. Overigens ontsluit ik die deuren vooral om bij de koffieautomaat te komen. Ik heb ook een mailbox waarin ik regelmatig berichten ontvang die ik voor het overgrote deel niet begrijp, maar die doorgaans wel heel vriendelijk van toon zijn.
Bepaald geen verkeerde plaats om te werken, de KB! Dat laatste geldt trouwens ook voor het NIAS, dat tegenwoordig niet meer in een chique buurt in Wassenaar is gehuisvest maar in een prachtig pand aan de Oudezijds Achterburgwal, in een van de, laten we zeggen, meer gezellige buurten van Amsterdam. In feite eet ik vrij letterlijk van twee walletjes. Ook op het NIAS heb ik een bureau, een telefoon en een mailaccount. Een deel van de werkweek breng ik er volgens afspraak door en ben ik dus niet in de KB te vinden. Ook het NIAS is trouwens geen verkeerde plek om te zitten. Er lopen veel onderzoekers rond die spannende dingen doen en ze hebben een geweldige catering die de NIAS-fellows dagelijks gratis middageten verstrekt.
Waarom Europa?

Oorspronkelijk had ik twee thema’s voor deze onderzoeksperiode in gedachten, namelijk ‘moderniteit’ en ‘Europa’. Het eerste thema sluit aan bij een digitaal, internationaal open access tijdschrift dat ik samen met mijn Utrechtse onderzoeksgroep onderhoud, namelijk het Journal for History, Culture and Modernity. Het idee was om de betekenis van ‘modern’, ‘modernisering’ en ‘moderniteit’ in twintigste-eeuwse kranten te traceren. Welke associaties werden in kranten met deze begrippen gelegd en hoe veranderden zij door de tijd heen? Voor dit KB-fellowship vond ik een concept als moderniteit echter net iets te abstract, en dus werd het ‘Europa’. Ook het thema Europa sluit nauw aan bij enkele onderzoeks- en onderwijsprojecten van mijn Utrechtse groep. Wij richten ons op de cultuurgeschiedenis van het moderne Europa.
Mijn onderzoek naar Europa hangt nauw samen met enkele projecten waarvan mijn collega Jaap Verheul de dagelijkse leiding heeft en die grotendeels afhankelijk zijn van het door de KB gedigitaliseerde krantencorpus. In deze projecten staan grote wereldhistorische gebieden centraal: in Translantis is dat Amerika, in ASYMENC Europa. Jaap en ik zijn met name geïnteresseerd in de manier waarop zulke entiteiten op wereldschaal bepaalde mentaliteiten weerspiegelen en wij gebruiken daartoe zogenoemde text mining-technieken. Amerikanen zijn ‘anders’ dan Europeanen, en Europeanen weer anders dan Chinezen. Waar ligt dat precies aan? Uiteraard gaat het om culturele verschillen, maar welke dan? Kunnen we in het verleden culturele patronen ontdekken waaruit die verschillen blijken? En hoe weerspiegelt zo’n mentaliteit invloeden van buitenaf? Hoe en wanneer fungeert de ene cultuur als referentie of model voor een andere? Amerika is vaak een referentiecultuur geweest voor Europa, en Europa is dat (af en toe) voor Amerika.
Is het culturele concept Europa ontstaan door voetbal?
Als er een Europese mentaliteit bestaat, dan moet die mentaliteit te vinden zijn in Europese kranten. Kranten vormen niet alleen de publieke opinie, maar weerspiegelen haar ook. Vandaar mijn belangstelling voor het enorme corpus aan gedigitaliseerde kranten van de KB en voor de geweldige zoekmachine Delpher die dat corpus voor geïnteresseerden ontsluit. Europa is een concept dat zich zeker in Nederlandse kranten voordoet. Maar toch: hoe ‘Europees’ is Nederland in het verleden eigenlijk geweest? Waarin week de Nederlandse europeesheid af van die van bijvoorbeeld Groot-Brittannië of Duitsland? En hoe verhouden de verschillende, nationaal afgebakende Europa-mentaliteiten uit het verleden zich tot elkaar? Is uit dat kluwen een soort pan-Europese mentaliteit voortgekomen, op grond waarvan je kunt zeggen: kijk, dat is nu de manier waarop Europeanen vroeger naar Europa keken? Bestaat er een gedeelde erfenis, of was het concept Europa gewoonweg afwezig, en projecteren wij de prangende vraagstukken van vandaag simpelweg op het verleden?
Als er al een breed gedragen opvatting over Europa heeft bestaan dan heeft dat, zo vermoed ik, meer met populaire cultuur dan met politieke idealen te maken. Niet via Brussel, maar door voetbal is Europa als cultureel concept ontstaan. Deze hypothese mag wat kort door de bocht zijn, ze is wel helder en dus goed bruikbaar. Maar hoe onderzoek je zoiets? Dat kan met behulp van relatief eenvoudig digitaal gereedschap waarmee je duizenden, zo niet tienduizenden krantenartikelen tegelijk kunt analyseren, ondanks de soms beroerde kwaliteit van de digitalisering. Het gebruik van digitale tools is niet heel ingewikkeld. Je moet wel even doorbijten, al is het maar om het esoterische taalgebruik van veel digital humanities-adepten te doorgronden. Als men in deze kringen over named-entity recognition spreekt, dan bedoelt men gewoon het zoeken naar zelfstandige naamwoorden in tekstbestanden. Corpus linguistics software is een verzamelterm voor programmaatjes om zinnen te ontleden. Wat Drupal, plain vanilla en visual basic zijn kunt u zelf opzoeken in de Glossary of digital humanities terms
Plaatsnamen in weerberichten
Ik wil de komende maanden op vier manieren mijn vinger achter het concept Europa krijgen. Ten eerste: welk geografisch referentiekader van Europa bieden kranten? Wie dag in, dag uit dezelfde plaatsnamen in verband met Europa gebracht ziet, ontwikkelt ongemerkt een territoriaal beeld van Europa – terwijl elke geografische definitie van Europa bij voorbaat omstreden is. Ik ben op zoek gegaan naar een veelgelezen krantenrubriek waarin dergelijke plaatsnamen voorkomen en kwam uit bij weerberichten. Delpher levert zo’n 464.356 treffers. Het betreft hier zonder enige twijfel een veel voorkomend onderdeel van de krant! Het weerbericht op de voorpagina van de Leeuwarder Courant op mijn geboortedag is een typisch exemplaar. In Nederland een noordelijke wind en 5 graden, in Helsinki veertien graden onder nul en in Aberdeen vijf erboven. Maar wanneer verscheen Aberdeen voor het eerst in dergelijke berichten, en wat is er zo interessant aan Innsbruck (geheel bewolkt en 0 graden) of Ajaccio (onbewolkt en eveneens 0 graden)? Waar ligt dat eigenlijk, Ajaccio? Krantenlezers in de jaren zestig wisten het.

De populariteit van politieke idealen
Voorts wil ik op zoek gaan naar de populariteit (gemeten aan de hand van frequenties, dus de mate van voorkomen) van politieke idealen, zowel in de tijd waarin het ideaal als zodanig bekend werd, als in de decennia erna. Hebben sommige ‘Europese’ idealen een Nachleben gehad? Of gingen ze met het oud papier roemloos ten onder? Uit De Tijd van 2 november 1933 leren we dat de Nederlandsche Paneuropa Vereeniging voor de KRO een causerie uitzond, en wel op een golflengte van 1875 meter. ‘Paneuropa’ was een politiek ideaal van Richard Nicolaus graaf Coudenhove-Kalergi (1894-1972) dat in het interbellum onder sommige politici en intellectuelen grote aftrek vond. Hoe populair waren zulke idealen werkelijk, en kon iemand zich deze enkele decennia later nog herinneren?
De 'europeesheid' van sport en spel
In de derde plaats ben ik benieuwd naar de ‘europeesheid’ van sport en spel. In de twintigste eeuw zijn tal van wedstrijden in Europees verband georganiseerd, van de Europese kampioenschappen groot biljart tot de Europacup, en van Miss Europa-verkiezingen (wie kent ze nog?) tot het Eurovisie Songfestival. Dergelijke instituties en evenementen boden een kader waarbinnen over Europa kon worden geschreven. Gebeurde dat ook? Ontwikkelde zich een Europabeeld in competitieverband? Wat betekende strijd tussen landenteams voor de idee Europa?
Hoe spreken kranten over de eenheid van Europa?
Ten slotte is er het denken en spreken over de eenheid van Europa in het algemeen. Hoe werden noties over Europese beschaving of zelfs eenwording in kranten ge-framed? Bestond er volgens journalisten zoiets als een gedeelde Europese cultuur? Welke kranten van welke signatuur gebruikten noties als ‘het avondland’ of ‘het Westen’ om Europa aan te duiden en wat bedoelden zij daarmee? Gebeurde dit anders in de koloniën dan in het moederland zelf? Het is bijvoorbeeld opvallend dat van in Nederlands-Indië werkzame ambtenaren die met verlof gingen, gezegd werd dat ze naar ‘Europa’ vertrokken (en niet naar Nederland, al gingen ze daar linea recta heen). Kennelijk leek Europa op afstand één duidelijk wereldhistorisch geheel.
Enfin, er is genoeg te doen in de vier maanden die mij nog resteren. Adviezen en suggesties zijn meer dan welkom! Gelukkig kan ik onder meer aansluiten bij, en voortbouwen op, het uitstekende werk dat al binnen de KB is verricht, zoals de ngram viewers, die mede de nalatenschap zijn van mijn voorganger als KB research fellow, Els Stronks en de keyword generator van Pim Huijnen en Juliëtte Lonij.
Eigenlijk zou zo’n KB-fellowship minstens drie jaar moeten duren.