Hebben de middeleeuwen ons, moderne mensen, nog iets te melden? Conservator Ed van der Vlist mijmert er over in deze column over het Egidiuslied. Op Literatuurgeschiedenis.org kun je het hele Egidiuslied lezen en beluisteren.
Hebben de middeleeuwen ons, moderne mensen, nog iets te melden? We weten en kunnen toch tegenwoordig alles beter, als collectief en individueel? We vliegen van hot naar her over de aardbol, consumeren ons suf, en niets of niemand houdt ons tegen. God is dood en alle informatie ligt op straat, voor iedereen voor het grijpen. We pakken wat we kennen, zetten daar ons stempel op, geven onze draai eraan, en verwerpen wat ons vreemd is. Aandacht en begrip voor wat of wie anders is, is geen streven. Ja, zo komen die middeleeuwers wel heel ver van ons af te staan...
Maar soms slaat de vonk opeens over; en staat de tijd voor even stil.

Egidius waer bestu bleven – ‘Egidius, waar ben je gebleven?’ De dichter valt met de deur in huis. Hij mist zijn kameraad, verlangt naar hem. Zijn vraag is retorisch, want hij weet het antwoord: Nu bestu in den troon verheven, ‘Je bent nu in het hemelrijk’. De achterblijver moet het verder zonder goed gezelschap stellen.
‘Bid nu voor mij,’ verzoekt de dichter, ‘ik moet nog ongelukkig zijn, en hier beneden pijn lijden.’ Verware mijn stede di beneven – ‘Bewaar mijn plekje naast jou’, Ic moet noch zinghen een liedekijn – ‘Ik moet nog een liedje zingen’, hier op aarde mijn best doen, totdat het ook mijn beurt zal zijn.
De moraal van het Egidiuslied laat geen ruimte voor vertwijfeling. Er is geen sprake van wanhoop, radeloosheid, schuldgevoel of angst. De pijn van het leven wordt verzacht door de hoop op een eeuwig samenzijn. Die hoop overbrugt de tijd, verbindt de moderne mens met de middeleeuwer. Je hoeft geen fundamentalist te zijn om daar de schoonheid van te zien, er zelfs troost in te vinden.
Ondertussen is Egidius beroemd geworden, maar kent bijna niemand nog de Brugse patriciër Gillis Honin. Naar alle waarschijnlijkheid leende hij zijn verlatiniseerde naam aan het Egidiuslied. Honin stierf onverwacht in oktober 1385, toen hij nog maar een jaar of vijfenveertig oud was. Hij liet een vrouw en kinderen achter, en misschien dus een gezel die een gedicht over hem schreef.
Misschien. Of Honin inderdaad ‘onze’ Egidius is, doet er niet veel toe. Wat hem overkwam, overkomt ons uiteindelijk allemaal. De kunst is niet te sterven, maar gemist te worden. Daar moet je aan werken. En dat begint bij aandacht voor de ander, begrip voor het andere.
Ook middeleeuwse dichtkunst vraagt om aandacht en begrip. In ruil verschaft zij soms herkenning en vertroosting. Wie in de middeleeuwer zijn medemens herkent, krijgt de troost er vanzelf bij. Hopelijk.