Wanneer de stapels brieven, dictaten en lijstjes van het archief Te Winkel, dat ik raadpleeg in de leeszaal van de bijzondere collecties, mij te veel worden, trek ik mij terug in mijn kamer even verderop, om er literatuur door te nemen.
De kamer heeft uitzicht op de ruime restauratiezalen. Vroeger was zij een vergaderruimte, de zogenaamde Koopman-kamer. Die naam ontleende zij aan de Amsterdamse ingenieur en zakenman die de KB in 1940 een prachtige verzameling Franse bellettrie in bibliofiele uitgaven schonk.

Ik heb de kamer opnieuw ingericht als de Koopman-kamer. Paulien Rings wees mij op de drie, door Henk Ykelenstam in de jaren 1950 gemaakte portretten - olieverf op doek - die er destijds hingen: een portret van Louis Koopman zelf, een van diens in 1933, op zesendertigjarige leeftijd verongelukte verloofde, de Brusselse Anny Antoine (de aan de KB geschonken collectie was mettertijd uitgegroeid tot een 'in memoriam' voor haar), en een van Anny's vader, Emmanuel Antoine. De drie portretten werden uit het depot gehaald. Ze sieren opnieuw de wanden van mijn kamer.
Met hen kwam er een vierde schilderij uit het magazijn. 'La Colline' is het getiteld, 'De heuvel'. Het is een fors doek, dat een bebloemd weitje aan het water toont - twee koeien, enkele bomen, het dak van een boerderijtje, een boerin, in de verte een dorp. Jean-François Raffaelli geniet nochtans grotere bekendheid door zijn grauwe schilderijen van de Parijse voorsteden. Om die reden was hij destijds geliefd in naturalistische literaire kringen en hangt hij nu in het Louvre. Maar Raffaelli raakte ook vertrouwd met de impressionisten. Zou zijn generatiegenoot Te Winkel hem hebben gekend?
Mijn kleine museum bevat nog meer: twee tekeningen die herinneren aan de man die in mijn onderzoek Te Winkel als een schaduwfiguur volgt: W.G.C. Byvanck, de bibliothecaris van de KB, die van de wetenschap van de Amsterdamse hoogleraar niet veel moest hebben. De eerste is gemaakt door Antoon Derkinderen. Zij stelt 'De ideale bibliothecaris' voor als een lezende monnik, een mystiek beeld, geheel in de lijn van de 'kunst der bezinning en bezieling' die de katholieke kunstenaar voorstond. Derkinderen maakte de tekening luidens de opdracht voor Byvanck, in 1900. De zoon van de bibliothecaris, Alexander Willem Byvanck, schonk haar aan de KB, waar hij zelf nog een tiental jaren had gewerkt.
De tweede tekening is het meest intieme stuk van mijn verzameling. Het is een kleine potloodtekening, vervat in een eenvoudig zwart lijstje. Niet meer dan een schets van een man in overjas en met hoed, voorovergebogen en wat weemoedig. Op de achterkant wordt de man geïdentificeerd: 'W.G.C. Byvanck zoals hij iedere ochtend naar de KB kwam. Getekend door een pers. lid van de KB en gezien vanuit een raam aan het Lange Voorhout.' Een snapshot van de bibliotheekgeschiedenis.
De Koopman-portretten, het doek van Raffaelli, de tekening van Derkinderen, het anonieme schetsje: zij brengen rust wanneer de nerveuze schrijfsels van de professor mij vermoeien. Maar zij zijn veel meer dan uit het verleden overgeleverd decorum, het franje van een bibliotheek. Zij leiden af, maar verbeelden ook de wereld die de onderzoeker probeert binnen te dringen. Zij scheppen een sfeer die uitnodigt naar de papieren terug te keren.