KMC 4064

Verplicht veld. Niet herhaalbaar.

KMC 4064 bevat de collatieformule

NB: Voor meerdelige werken, wordt alleen het aantal volumes in kmc 4064 opgenomen, b.v. '2 vols' en komt de volledige collatieformule in kmc 4712

De formules worden vastgesteld op basis van de in het boek gebruikte katernsignaturen. Let wel: I en J zijn één teken, net als U en V. W is een dubbele U/V en wordt normaal niet apart gebruikt. Een alfabet bestaat dus uit 23 letters. Indien naast I ook J, of naast U ook V of W voorkomt, moet dat expliciet opgenomen worden. Bijvoorbeeld: A-U8 V8 X-Z8. Letters worden altijd weergegeven in romein, cijfers in arabisch.

§ 56 Het is niet de bedoeling dat de collatieformule, die eveneens wordt vastgesteld volgens Bowers' Principles, het resultaat is van een minutieus onderzoek blad voor blad, maar de katernenopbouw moet er volledig door worden weergegeven. Dit betekent dat cancels van bladen of katernen die voor de opbouw van het geheel zonder consequenties zijn, niet behoeven te worden genoteerd; toevoegingen, cancels of weglatingen die wel consequenties hebben (dat wil zeggen de collatieformule veranderen) worden wel vermeld.

Er worden vereenvoudigde notaties gebruikt. Bij voorbeeld: Lll wordt 3L, aa wordt 2a. Reeksen worden samengevoegd. Bij voorbeeld: A, B, C enz. t/m Y wordt: A-Y. Doorlopende alfabetten worden samengevoegd tot een serie. A-Z, Aa-Zz, Aaa-Zzz, Aaaa-Tttt wordt: A-4T.
Wordt de collatieformule volgens het systeem van Bowers te onoverzichtelijk, dan wordt vereenvoudigd volgens R. Laufer, Introduction, blz. 129.
Voorbeeld: *4 A-2X4 2Y4(-2Y4) 2Z-3D4 3E4(-3E4) 3F-3G4 3H4(-3H3,4) 3I-4M4 5A-5T4 5V4(-5V4) 5X4(-5X4) 5Y4(-5Y4) 5Z-6B4
wordt: *4 A-4M4 5A-6B4 (-2Y4, -3E4, -3H3,4, -5V4, -5X4, -5Y4).

Overbodige versieringen rond de katernsignaturen worden genegeerd in de collatieformule. Bijvoorbeeld (A), (B) t/m (T) wordt in de collatieformule A-T. Een uitzondering hierop vormt een signatuur bestaande uit een punt tussen haakjes (.). Hier worden de haakjes omwille van de duidelijkheid wèl opgenomen.

Voorwerken worden weleens gesigneerd met klinkers voorzien van een gegolfd streepje, lijkende op een tilde, dus ã, õ, etc. Dit betreft niet de Spaans/Portugese tilde en wordt in de collatie genegeerd. In de 2275 wordt deze 'tilde' weergegeven met een hoog streepje (in het diacrietenscherm te vinden rechts naast de echte tilde).

Katernen uitsluitend gesigneerd met oplopende cijfers worden beschouwd als ongesigneerd. (De cijfers worden wel gebruikt voor de vingerafdruk, met een verklarende werkaantekening in kmc 4701.)

Heeft een exemplaar incidenteel ontbrekende bladen of bladen teveel, dan wordt dit in de collatieformule stilzwijgend gecorrigeerd, evenals fouten van de binder; gevallen die de moeite waard lijken, worden in een annotatie (dus buiten de collatieformule) gesignaleerd.
Blanco bladen worden aan het eind van de collatieformule tussen ( ) opgesomd. Ontbrekende, maar vermoedelijk blanco bladen aan het begin en eind van het boek of zelfstandige eenheden ervan worden op dezelfde manier opgesomd, bijvoorbeeld 'π8 A-Q8 (lacks π8 and Q8, blank?)'. De definitieve vorm wordt gemaakt als een volgend exemplaar zekerheid geeft. Voorbeeld: 'π8(-π8) A-Q8 (Q8 blank).' In de al bestaande exemplaarblokken hoeft dan niet 'lacks Q8' toegevoegd te worden.
Een uitzondering hierop zijn bladen met rugschildjes; deze horen te ontbreken en worden als -blad genoteerd, dus A-B8 C4(-C4) met daarbij een werkaantekening: C4 bevat rugschildjes.

Als aan het eind van het eerste te beschrijven exemplaar van een editie een of meer katernen ontbreken, wordt de collatieformule gegeven voor zover mogelijk, met daarachter: '(the rest is missing)'.

Afbeeldingen buiten de collatie die een belangrijk en aaneengesloten deel van het boek uitmaken worden na de collatieformule vermeld; zo mogelijk wordt het aantal bladen gegeven. Voorbeeld: ppn 831383801
(Slot)mededelingen in collaties over 'plaatgroepen' en 'separately entered parts' beginnend met "and" worden niet tussen haakjes geplaatst, dus bijvoorbeeld: A1 and 12 engraved folia ; of: A1, 12 engraved folia, B-X1, engraved folia, a-c1 ; A1 and separately entered parts.

Kaarten en tabellen, met typografische tekst, in bijbeluitgaven, buiten de collatie maar bestemd voor vaste plaatsen in een bepaalde uitgave, worden niet afzonderlijk in de collatieformule opgenomen, maar na de collatieformule wordt genoteerd: '(with additional maps and tables)'.

Een typografische tabel die buiten de collatie is ingevoegd en door het afwijkende formaat niet in de collatieformule kan worden opgenomen, wordt genoteerd als: '(with folding table)'.

De collatieformule bij een verzameling gravures zoals een atlas of schrijfboek heeft deze vorm: '16 engraved folia' (het aantal bladen wordt genoemd indien met zekerheid vast te stellen).

Het aantal bladen per katern wordt aangegeven met een achtergeplaatst superieur cijfer (altijd even). A6, A-Y8, A-S4 T2 V1.

Herhalingen worden aangegeven met een voorgeplaatst superieur cijfer. Er wordt onderscheid gemaakt tussen reeksen in kapitaal en onderkast. Ingewikkelde reeksen worden gescheiden door een komma.
A-D8 a-g8, 2A-F8 2a-j8.
*4 A-D4, 2A-F4, 2*2 3A-G4 3H2, a-f4

Verschillende signaturen in voor- of nawerk worden apart genoemd. Voorbeelden: *8 §8 ?8 A-G8 2A-6F4 2*-4*4 2§4

Katernen met regelmatig afwisselende aantallen bladen kunnen worden samengetrokken tot een reeks-formule. A4 B8 C4 D8 E4 F8 wordt A-F4/8, en A8 B4 C8 D4 E8 F4 wordt A-F8/4. Is er een oneven aantal katernen, dan wordt het laatste katern, regelmatig of niet, altijd apart genoemd: A-F4/8 G4, A-F8/4 G8, A-F8/4 G4.
Als de feitelijke toestand één katern is met bijvoorbeeld 40 bladen dan wordt de collatie A40. Dit geldt ook als er op enig moment binnen het katern een nieuwe signatuurletter begint. Dus niet: A/B/C40. Wel kan dan een zichtbare annotatie worden toegevoegd: Signed A-C. Een werkaantekening kan zonodig verder verduidelijken: A1-5 [A6-8], B1-3 [B4], C1-5 enz.

Tussengevoegde ongesigneerde bladen in het voorwerk worden aangeduid met π (pi): π1, π4

Tussengevoegde ongesigneerde bladen in het hoofdwerk worden aangeduid met χ (chi), ook als ze inhoudelijk een voorwerkkarakter hebben.

Herhalingen van π en χ worden aangegeven door een voorgeplaatst cijfer op de lijn: 2π1, 3χ2.

Ongesigneerde katernen die met een teken benoemd kunnen worden, worden tussen [ ] gezet. Voorbeelden: A-B4 [C]4 D4 ; [A-D]8 ; [A]4 B-D4 ; *4 [2*]2 A-F4 ; A-D4 [E]1
NB: De vierkante haakjes gebruiken we alleen in de primaire katernvermelding: [A]4. Bij verder voorkomen in de beschrijving geen haakjes meer, dus niet in de collatie zelf, zoals de slotmededeling: (A4 blank), maar ook niet bij een katernspecificatie: [A]4(-A4) en ook niet in annotaties: On A1: nr. 38

Als het laatste blad van een katern is teruggeslagen om de gegraveerde titelpagina of een frontispice te vormen, dan wordt dat blad beschouwd als een ongesigneerd voorgevoegd blad. Het katern mist dan dus het laatste blad. Voorbeelden: π1 *4(-*4) 2*2 ; π1 A8(-A8)

Toevoegingen van ongesigneerde katernen en bladen
- Katern in het hoofdwerk
   -Binnen katern A-D4 E4 (E2+χ2) F4
   -Buiten katern A-D4 χ2 E-F4

- Blad in het hoofdwerk
   -Binnen katern A-D4 E4(E2+χ1) F-G4
   -Buiten katern A-D4 χ1 E-F4 2χ1 G2 3χ1,2 H1

- Katern in het voorwerk
   -Binnen katern *8(*4+π2) A-D4
   -Buiten katern *8 §4 π2 A-D4 ; π2 A-D4

- Blad in het voorwerk
   -Binnen katern *8(*2+π1) A-D4
   -Buiten katern *8 §4 π1 A-D4 ; π1 A-D4

Als er op een vaste manier meerdere ongesigneerde bladen zijn ingevoegd, kan het voor de overzichtelijkheid raadzaam zijn om dit niet in de collatieformule weer te geven, maar in een annotatie. Dus niet: *4 χ1 A-D12 E12(E7+2χ1) F-H12 I12(I3+3χ1) K-M12 N12(N5+4χ1) O-Q12 R12(R6+5χ1) S-V12; maar: *4 A-V12; met de annotatie in kmc 4201: 5 plays with inserted engraved title-pages.

π en χ superscript
De π en χ worden superscript genoteerd als in een gesigneerde reeks een teken dubbel voorkomt (zowel in voor-, hoofd- als nawerk). Dit kan voorkomen door een rekenfout, een zetfout, of doordat er een stuk tekst tussengevoegd is. Bijvoorbeeld πA4 A-D4. Bij een verdubbeling van een enkel katern binnen een serie verdient het aanbeveling het tweede katern ook met χ te kenmerken, en niet met een rangcijfer zoals Bowers dat voorschrijft. Bijvoorbeeld: A-D4 χD4 E-F4.

Toegevoegde gesigneerde bladen en katernen
Indien het toegevoegde blad of katern doorsigneert t.o.v. de signatuur van het blad ervoor, wordt de katernsignatuur geciteerd. Een conjunct ongesigneerd blad wordt volgens de regels tussen vierkante haken vermeld. Voorbeelden: A8(A5+χA5) B-D8
A8(A5+χA5.6) B-D8
A8(A5+χA5.[6]) B-D8
Indien het toegevoegde blad of katern niet doornummert, maar vanaf 1 begint te nummeren, wordt het beschreven als een apart katern (met superieur cijfer), ook als een tweede blad ongesigneerd is. De χ wordt alleen gebruikt als dit ter onderscheiding noodzakelijk is. Voor π gelden dezelfde regels. Voorbeelden:
A8(A5+χA2) B-D8
A8(A5+a2) B-D8.
In het geval van: A-C8 D4 χD8 (gesigneerd D5-12) kan in een werkaantekening (kmc 4701) vermeld worden dat dit een toegevoegd katern met oplopende nummering is.

Meer signaturen in één katern
We houden ons zoveel mogelijk aan het analytisch-bibliografische uitgangspunt dat de feitelijke fysieke situatie beschreven wordt. Dus als een quarto van zes bladen gesigneerd is: [A1] A2 A3 [A4] B[1] [B2], maar A1 is conjunct met B2, A2 met B1 en A3 met A4, en het enige bindtouwtje zit tussen A3 en A4, dan wordt de collatie niet: A4 B2; maar: A6; met een annotatie: A5 signed B.
Bij almanakken komt het regelmatig voor dat alle bladen in één katern zijn gebonden, terwijl de signering anders suggereert. Als de feitelijke toestand één katern is met bijvoorbeeld 40 bladen dan wordt de collatie A40. Dit geldt ook als er op enig moment binnen het katern een nieuwe signatuurletter begint. Dus niet: A/B/C40. Wel kan dan een zichtbare annotatie worden toegevoegd: Signed A-C. Een werkaantekening kan zonodig verder verduidelijken: A1-5 [A6-8], B1-3 [B4], C1-5 enz.

Uitzondering: */A als de *-bladen het voorwerk bevatten en de A-bladen het (begin van) het hoofdwerk. In dit geval wordt ook de vingerafdruk gesplitst.

Als binnen een grotere reeks meerdere katernen kennelijk zijn samengevoegd of ingekrompen tot één katern (van al dan niet normale omvang) met meerdere signaturen, dat wel één geheel vormt (en de ideal copy vertegenwoordigt), dan wordt dat door middel van slashes in de collatie tot uitdrukking gebracht om te voorkomen dat er katernletters gaan ontbreken. Bij voorbeeld: A/B10 C-P4; en: A-D8 E/F/G8 H-K8.

Als in een heel boek de katernen een andere omvang hebben dan door de katernsignaturen wordt gesuggereerd, dan is het raadzaam om de collatieformule overzichtelijk te houden en de werkelijke situatie in een annotatie of werkaantekening op te nemen. Bij voorbeeld: A-G8; Werkaantekening: Feitelijk 14 katernen van elk 4 bladen, gesigneerd A1-4, A5-8, B1-4, B5-8 enz.

Verwijderingen en vermissingen Als het laatste blad van een werk ontbreekt en waarschijnlijk blanco is, wordt dit vermeld achter de collatieformule met een vraagteken: A-D8 E4 (lacks E4, blank?). Als het slotblad zeker blanco is wordt dat: A-D8 E4 (E4 blank). Geldt ook bij een laatste dubbelblad: A-D4 E2 (E2 blank)

Als een slotkatern uit slechts één blad bestaat, dan is het onduidelijk of er nog andere bladen ontbreken of dat er nooit meer is geweest. Om die reden wordt zo'n slotblad beschreven als blad en niet als incompleet katern. Dus: A-D4 E1 en nooit: A-E4 (lacks E2-4, blank?).

Als een blad ontbreekt dat in de ideal copy hoort te ontbreken, wordt dit aangegeven met een min-teken direct na het betreffende katern: A4(-A2) B-D4.

Als de hele tekst van een werk slechts één (aan beide zijden bedrukt) blad bestaat, wordt de collatie altijd A1 of [A]1, ongeacht of er een blanco [A]2 aan vast zit.

Cancels
Cancels die de omvang van een katern niet doen veranderen worden niet apart vermeld. Wèl wordt genoteerd als er meer of minder bladen zouden komen: A4 B4(-B3, +*2) C4.

Twee conjuncte bladen D1.2 gevolgd door een los blad D3 worden weergegeven als D2 D3, en niet op een wijze die een verklaring suggereert zoals D4 (-D1, D2-4 signed D1-3) of iets dergelijks.

Een boek bestaande uit gebonden vellen in plano (meestal aan een zijkant of in het midden op stroken geplakt) krijgt als formule A-V1 (niet A-V1).

Een collatie in Griekse letters wordt - indien verwarring mogelijk is - als volgt weergegeven: A(= alpha)-P(= rho)4.

Hebreeuwse letters in een collatie kunnen een alfabetische, dan wel - in de meeste gevallen - een numerieke betekenis hebben. In feite kan pas na het tiende met Hebreeuwse letters gesigneerde katern (na de letter yod) worden vastgesteld of de letters een alfabetische of numerieke waarde hebben. Bij alfabetische waarde wordt gehandeld naar analogie van het Grieks: '(=alef)-m(=mem)8 n(=nun)4; bij numerieke waarde komen de Hebreeuwse signaturen vaak voor in combinatie met verschillende varianten van algemeen gebruikelijke signaturen. Hierbij wordt de formule in arabische cijfers weergegeven: (bijvoorbeeld 1-128), met de annotatie: 'Double signatures'. Komen de Hebreeuwse letters in numerieke betekenis alleen voor, dan wordt dezelfde methode gebruikt, doch met de annotatie: 'Signature in Hebrew'. Deze principes gelden eveneens voor de overige Semitische talen.

π en χ worden hier ter onderscheiding gebruikt. Bijvoorbeeld in A4 B4(-B3, +χB3.4) C4.
Verder gelden de gebruikelijke regels. Voorbeelden:
A4 B4(-B1.4, +B1) C4
A4 B4(-B1.4, +[B]1) C4

Verwijzingen
Bladverwijzingen worden gemaakt met katernletter en bladnummer. Indien het om de achterkant gaat, wordt hieraan een `v' (van verso) toegevoegd. Recto's (de voorzijdes) worden niet verder aangeduid. Het cijfer van het blad staat op de lijn, bijv. 2L4v, B1, 2T4v. Conjuncte bladen worden aangegeven met een punt tussen de bladnummers, bijv. A1.4, terwijl niet-conjuncte bladen een komma krijgen, bij voorbeeld π1,2,3.

In verwijzingen worden geen vierkante haken gebruikt. Bijvoorbeeld: de collatie luidt A-D4 [E]2, maar een verwijzing naar een colofon op het laatste blad luidt: Col. E2.

Indien in annotaties katernen genoemd worden, worden de superieure achtergeplaatste cijfers, die het aantal bladen per katern aangeven, niet genoemd. Voorbeeld: Gatherings A-D are a reissue... en Gatherings 2A-F are a reissue...

Het principe is om steeds alle onderdelen van het boek zo te benoemen, dat ze eenduidig herkenbaar zijn in de collatieformule en het mogelijk is naar alle bladen eenduidig te verwijzen. De STCN baseert zich grotendeels op de voorschriften van Bowers (zie met name p. 196-254 en 457-461 van Principles. Een korter overzicht geven Gaskell (A new Introduction, p. 328-331) en Pearce (Workbook, p. 73-92). De STCN wijkt echter op enkele punten af van bovenstaande voorschriften, met name waar het gaat om de cancels en de weergave van toevoegingen.

Twee voorbeelden van Bowers herschreven volgens STCN-model
Pag. 459: A-C4 D4(D4+D5) E-F4 G4(G4+G5.[6])H-I4 K4(K3+χK4) L-M4 N4(N2+χ1) C-P4 2χ1 Q-R4 S4(S2+§S2) T4(T3+χT4.[5])
Commentaar: D5 nummert door; G5 nummert door; G6 is ongesigneerd maar conjunct; K4 nummert door, de χ is hier nodig ter onderscheiding; χ1 is ongesigneerd; 2χ1 is een ongesigneerd blad tussen de katernen P en Q, maar de tweede χ in de reeks; na blad S2 komt een blad met de signatuur §S2, en dus iss hier geen χ nodig; op T3 volgen twee conjuncte bladen, het eerste gesigneerd T4, het tweede ongesigneerd. De χ is hier nodig ter onderscheiding van de originele T4.

Pag. 460: A-C4 §2 D4 χ2 E4(E4+*E5.[6]) F4(F1+χ§2) G4(G3+g3.[4]) H4(H2+2χ2) I-M4 N4(N3+χN4.[5]) O-P4 Q4(Q1+*Q2) R4(R3+χR3.4) S4(S1+s2).
Commentaar: op E4 volgen twee conjuncte bladen, het eerste gesigneerd, het tweede niet, en doornummerend, dus een χ is niet nodig; het ingevoegde katern § krijgt een χ ter onderscheiding van het eerste katern §; op G3 volgt een doornummerend dubbelblad dat afwijkend is gesigneerd op het eerste blad; 2χ ter onderscheiding van het eerste χ-katern; op N3 volgt een dubbelblad, doornummerend, het eerste blad gesigneerd, het tweede niet, dus de χ is nodig ter onderscheiding van de reguliere N4; op Q1 volgt een dubbelblad dat met een onderscheidende signatuur vanaf het begin gesigneerd is; op R3 volgt een dubbelblad, waarvan beide bladen gesigneerd zijn, de χ is nodig ter onderscheid ; het dubbelblad s is onderscheidend gesigneerd.

top

.